donderdag 14 februari 2013

Vers verloren schrijfwedstrijd

Vandaag geen blog maar mijn inzending voor een schrijfwedstrijd, vers verloren. De eerste zin stond vast, de rest komt uit mijn hoofd :)


Schrijven kwelt mij, het knijpt mij de keel af tot ik kokhalzend de volgende woorden tik, maar het is het enige wat ik kan, zeker nu. Ik weet dat er niemand anders is aan wie ik het kan vertellen dan aan jou. Het maakt me ook woest dat jij de enige bent. Het maakt me nog woester dat ik dit naar je moet schrijven, ik wil dit gewoon met je kunnen delen bij een kop thee, of beter nog, een fles wijn! Wij samen, afwisselend gierend van het lachen of huilend tot we niet meer konden. Je zou mijn hand vasthouden als ik je dit zou vertellen, jouw tranen zouden net zo hard over je wangen stromen als bij mij. Nog voor ik mijn glas leeg zou hebben, zou jij hem al bijgevuld hebben en samen zouden we er helemaal niets meer van snappen. Jij zou me begrijpen, als geen ander weten hoe moeilijk dit voor me is. Misschien zou jij zelfs wel weten wat ik zou moeten doen. Misschien komt jouw advies wel na deze brief, ik hoop het want op dit moment weet ik echt even niet hoe ik verder moet.

Vandaag ben ik bij een begrafenis geweest. Wat een verdriet. Nooit eerder zat ik in een ruimte met zoveel mensen met zo ongelofelijk veel verdriet. Afgeladen vol zat hij, die kerk. Vooraan zaten twee bloedjes van kinderen. Het klassieke koningskoppel; pienter jochie met zijn kleine, prachtige zusje. Hij had een kostuum aan. Zo'n kostuum waar je even bij stopt als je er langs loopt in de winkel, of je nou kinderen hebt of niet, gewoon omdat het er zo schattig uitziet. Maar dan bedenk je natuurlijk niet dat dat misschien wel het pak is van een jongetje wat zijn moeder moet begraven. Zijn zusje had een donker grijs jurkje aan, duidelijk met evenveel zorg uitgezocht. Logisch natuurlijk want de vriendin die de kleertjes uitzocht wist als geen ander waar hun moeder van hield. Perfect gestyled moesten ze daar zitten, tot en met de haast onvindbare grijze haarspeldjes van het meisje. Ze zaten onzeker op hun stoeltjes, ze hebben de hele dienst elkaars hand niet losgelaten. Aan hun vader hadden ze niet veel, hij is de weg compleet kwijt. Logisch, je vrouw begraven is iets wat niemand ooit wil doen, maar zo jong en op deze manier, nee dat gun je niemand.

De kindjes hadden samen met hun vader de kist voor hun moeder uitgezocht. Een grenen, onbehandelde kist. Toen hun moeder daar in de woonkamer in lag, hebben ze samen met de vriendin die ook hun kleren had uitgezocht met verf, stiften en glitters de kist helemaal versierd. Het zoontje heeft er gedichtjes op geschreven en het dochtertje heeft de bloemen die de vriendin had getekend ingekleurd. Tijdens de dienst stond die mooi versierde kist midden in een zee van bloemen. Heel veel witte rozen en een paar knal boeketten vol kleur. De meeste mensen wisten dat de moeder van witte rozen hield en hadden hun boeket daarop afgestemd. De vriendin vermoedde dit al en had voor een paar knallende tegenhangers gezorgd. Al dat serene wit moest met vrolijkheid doorbroken worden. De moeder stond namelijk vooral bekend als een immer vrolijke, hartelijke en gastvrije vrouw. Alleen witte bloemen zou het geheel veel te braaf hebben gemaakt. Het moest, ondanks alles, een weerspiegeling zijn van de vreugde die de vrouw in haar leven had gebracht.

De dienst was in één woord afgrijselijk. Het was een aaneenschakeling van prachtige speeches en verhalen over de vrouw. Stuk voor stuk vertelden de mensen over dit prachtmens wat veel te vroeg van hen was afgenomen. De vriendin vertelde een verhaal over een vriendschap die zo puur was, zo ver ging en zo diep in haar wezen zat, dat ze niet wist hoe ze verder moest zonder haar vriendin. Ze vertelde anekdotes die vaak hilarisch waren, afgewisseld met een vraag, een snik en verwondering dat haar beste vriendin er ineens niet meer was. Er was niemand in de hele kerk die het droog hield tijdens dit verhaal. Het toppunt was de toespraak van de zoon. Met zijn zes jaar stond hij daar. In zijn pak met zijn nieuwe zwarte schoenen, haren netjes gekamd. Zijn hand stevig geklemd om de hand van zijn kleine zusje. Langzaam en met duidelijke woorden las hij zijn verfrommelde briefje voor:
“Lieve mama, ik wou dat je niet dood was. Ik wou dat je ons vanavond voor kon lezen of dat je me morgen wakker kwam maken. We missen je heel erg, mama.”
De vriendin stond tijdens de toespraak achter het jongetje, haar hand op zijn schouder. Toen zijn kleine schouder niet meer kon ophouden met schokken sloeg ze haar arm om de kindjes en nam ze mee naar hun stoelen. Ze gaf ze heel veel kussen, echt waar, maar je zag gewoon dat het niets hielp.

Na de dienst kwam het volgende vreselijke moment, toen liep iedereen achter elkaar die kerk uit, achter de kist. Nog een laatste groet en toen lieten ze die kist zakken. De vader viel op zijn knieën en barstte in tranen uit. Het was zo zielig. Vooral omdat het zoontje zijn vader als een man probeerde te troosten. Afschuwelijk om te zien was dat. En toen stond die kist op de bodem van het gat en was alles voorbij. Ik heb nog een hele tijd naar de kist staan kijken, onderin dat gat. Vol glitters en mooie tekeningen stond hij daar in de koude, natte aarde. Eigenlijk wilde ik in het gat springen, op de kist gaan liggen en gewoon daar blijven. Het voelde zo slecht om haar daar zo alleen achter te laten. Maar, ik moest verder natuurlijk. Er was een borrel georganiseerd bij wijze van condoleance en daar werd ik wel verwacht.

Bij de condoleance was het nog drukker, de kindjes zaten aan een tafeltje met de vriendin. Ze dronken appelsap en aten toastjes. De vriendin had voor allebei de kindjes een grijs tasje met daarin een boekje om te kleuren. Er waren veel hapjes want dat had de vrouw gewild, het moest gastvrij voelen, bijna een feestje. Gelukkig durfde niemand de kindjes te condoleren, de huilende man was meer dan genoeg voor de meeste bezoekers. Wat hadden ze ook tegen die kinderen moeten zeggen?
'Sorry dat je moeder dood is?'
'Erg voor je dat je moeder zich heeft opgehangen?'
'Sneu voor je dat je moeder jouw afstuderen/kinderen/leven nu niet meer zal zien?'
Nee, er viel niets tegen die kinderen te zeggen. Iedereen voelde dat en degenen die dit niet toch begrepen, werden door de vriendin woest weg gekeken voordat ze de tafel bereikten.

Nu zit ik dus hier. Alleen. Ik heb maar een fles wijn open gemaakt omdat ik denk dat je me dat wel zou aanraden. Maar ik weet het niet meer. Ik heb de kleertjes voor je kinderen uitgezocht, ik heb met ze door de winkels gelopen en bedacht wat hun allerliefste mama zou willen dat ze aan zouden doen naar haar begrafenis. Ik heb iedereen verteld over onze vriendschap, over wat jou de meest bijzondere persoon op aarde maakte. Ik heb ze uitgelegd dat wij een band hadden die ook zonder woorden werkte, hoe wij elkaar aan konden kijken en elkaar begrepen, hoe wij onvoorwaardelijk van elkaar hielden. Ik heb jouw prachtkinderen geprobeerd te troosten, zonder succes natuurlijk want ik ben niet hun moeder en dat zal ik ook nooit worden, hoe graag ik dat ook voor ze zou zijn. Maar wat moet ik nu? Je vertelde me in jouw brief wel waarom je het hebt gedaan, hoe je niet meer verder kon, hoe de pijn van alles wat je hebt meegemaakt niet te overtreffen viel door alle prachtige dingen. Je vertelde me ook hoe erg je het vond om iedereen achter te laten. Maar je hebt niets gezegd over hoe wij nu verder moeten zonder jou. Heb je daar eigenlijk aan gedacht? Heb je overwogen dat je misschien moest blijven leven om ons leven wat aangenamer te maken? Om ons er doorheen te helpen? Waarschijnlijk wel. Ik snap ook wel dat dit niet voldoende was om te blijven. Maar hier zit ik nu dus, te typen tegen een geest, een schim van onze vriendschap en ik vraag me alleen maar af hoe ik morgen op moet staan.