Schrijven kwelt mij,
het knijpt mij de keel af tot ik kokhalzend de volgende woorden tik,
maar het is het enige wat ik kan, zeker nu. Ik weet dat er niemand
anders is aan wie ik het kan vertellen dan aan jou. Het maakt me ook
woest dat jij de enige bent. Het maakt me nog woester dat ik dit naar
je moet schrijven, ik wil dit gewoon met je kunnen delen bij een kop
thee, of beter nog, een fles wijn! Wij samen, afwisselend gierend van
het lachen of huilend tot we niet meer konden. Je zou mijn hand
vasthouden als ik je dit zou vertellen, jouw tranen zouden net zo
hard over je wangen stromen als bij mij. Nog voor ik mijn glas leeg
zou hebben, zou jij hem al bijgevuld hebben en samen zouden we er
helemaal niets meer van snappen. Jij zou me begrijpen, als geen ander
weten hoe moeilijk dit voor me is. Misschien zou jij zelfs wel weten
wat ik zou moeten doen. Misschien komt jouw advies wel na deze brief,
ik hoop het want op dit moment weet ik echt even niet hoe ik verder
moet.
Vandaag ben ik bij een
begrafenis geweest. Wat een verdriet. Nooit eerder zat ik in een
ruimte met zoveel mensen met zo ongelofelijk veel verdriet. Afgeladen
vol zat hij, die kerk. Vooraan zaten twee bloedjes van kinderen. Het
klassieke koningskoppel; pienter jochie met zijn kleine, prachtige
zusje. Hij had een kostuum aan. Zo'n kostuum waar je even bij stopt
als je er langs loopt in de winkel, of je nou kinderen hebt of niet,
gewoon omdat het er zo schattig uitziet. Maar dan bedenk je
natuurlijk niet dat dat misschien wel het pak is van een jongetje wat
zijn moeder moet begraven. Zijn zusje had een donker grijs jurkje
aan, duidelijk met evenveel zorg uitgezocht. Logisch natuurlijk want
de vriendin die de kleertjes uitzocht wist als geen ander waar hun
moeder van hield. Perfect gestyled moesten ze daar zitten, tot en met
de haast onvindbare grijze haarspeldjes van het meisje. Ze zaten
onzeker op hun stoeltjes, ze hebben de hele dienst elkaars hand niet
losgelaten. Aan hun vader hadden ze niet veel, hij is de weg compleet
kwijt. Logisch, je vrouw begraven is iets wat niemand ooit wil doen,
maar zo jong en op deze manier, nee dat gun je niemand.
De kindjes hadden
samen met hun vader de kist voor hun moeder uitgezocht. Een grenen,
onbehandelde kist. Toen hun moeder daar in de woonkamer in lag,
hebben ze samen met de vriendin die ook hun kleren had uitgezocht met
verf, stiften en glitters de kist helemaal versierd. Het zoontje
heeft er gedichtjes op geschreven en het dochtertje heeft de bloemen
die de vriendin had getekend ingekleurd. Tijdens de dienst stond die
mooi versierde kist midden in een zee van bloemen. Heel veel witte
rozen en een paar knal boeketten vol kleur. De meeste mensen wisten
dat de moeder van witte rozen hield en hadden hun boeket daarop
afgestemd. De vriendin vermoedde dit al en had voor een paar
knallende tegenhangers gezorgd. Al dat serene wit moest met
vrolijkheid doorbroken worden. De moeder stond namelijk vooral bekend
als een immer vrolijke, hartelijke en gastvrije vrouw. Alleen witte
bloemen zou het geheel veel te braaf hebben gemaakt. Het moest,
ondanks alles, een weerspiegeling zijn van de vreugde die de vrouw in
haar leven had gebracht.
De dienst was in één
woord afgrijselijk. Het was een aaneenschakeling van prachtige
speeches en verhalen over de vrouw. Stuk voor stuk vertelden de
mensen over dit prachtmens wat veel te vroeg van hen was afgenomen.
De vriendin vertelde een verhaal over een vriendschap die zo puur
was, zo ver ging en zo diep in haar wezen zat, dat ze niet wist hoe
ze verder moest zonder haar vriendin. Ze vertelde anekdotes die vaak
hilarisch waren, afgewisseld met een vraag, een snik en verwondering
dat haar beste vriendin er ineens niet meer was. Er was niemand in de
hele kerk die het droog hield tijdens dit verhaal. Het toppunt was de
toespraak van de zoon. Met zijn zes jaar stond hij daar. In zijn pak
met zijn nieuwe zwarte schoenen, haren netjes gekamd. Zijn hand
stevig geklemd om de hand van zijn kleine zusje. Langzaam en met
duidelijke woorden las hij zijn verfrommelde briefje voor:
“Lieve mama, ik wou
dat je niet dood was. Ik wou dat je ons vanavond voor kon lezen of
dat je me morgen wakker kwam maken. We missen je heel erg, mama.”De vriendin stond tijdens de toespraak achter het jongetje, haar hand op zijn schouder. Toen zijn kleine schouder niet meer kon ophouden met schokken sloeg ze haar arm om de kindjes en nam ze mee naar hun stoelen. Ze gaf ze heel veel kussen, echt waar, maar je zag gewoon dat het niets hielp.
Na de dienst kwam het
volgende vreselijke moment, toen liep iedereen achter elkaar die kerk
uit, achter de kist. Nog een laatste groet en toen lieten ze die kist
zakken. De vader viel op zijn knieën en barstte in tranen uit. Het
was zo zielig. Vooral omdat het zoontje zijn vader als een man
probeerde te troosten. Afschuwelijk om te zien was dat. En toen stond
die kist op de bodem van het gat en was alles voorbij. Ik heb nog een
hele tijd naar de kist staan kijken, onderin dat gat. Vol glitters en
mooie tekeningen stond hij daar in de koude, natte aarde. Eigenlijk
wilde ik in het gat springen, op de kist gaan liggen en gewoon daar
blijven. Het voelde zo slecht om haar daar zo alleen achter te laten.
Maar, ik moest verder natuurlijk. Er was een borrel georganiseerd bij
wijze van condoleance en daar werd ik wel verwacht.
Bij de condoleance was
het nog drukker, de kindjes zaten aan een tafeltje met de vriendin.
Ze dronken appelsap en aten toastjes. De vriendin had voor allebei de
kindjes een grijs tasje met daarin een boekje om te kleuren. Er waren
veel hapjes want dat had de vrouw gewild, het moest gastvrij voelen,
bijna een feestje. Gelukkig durfde niemand de kindjes te condoleren,
de huilende man was meer dan genoeg voor de meeste bezoekers. Wat
hadden ze ook tegen die kinderen moeten zeggen?
'Sorry dat je moeder
dood is?''Erg voor je dat je moeder zich heeft opgehangen?'
'Sneu voor je dat je moeder jouw afstuderen/kinderen/leven nu niet meer zal zien?'
Nee, er viel niets tegen die kinderen te zeggen. Iedereen voelde dat en degenen die dit niet toch begrepen, werden door de vriendin woest weg gekeken voordat ze de tafel bereikten.
Nu zit ik dus hier.
Alleen. Ik heb maar een fles wijn open gemaakt omdat ik denk dat je
me dat wel zou aanraden. Maar ik weet het niet meer. Ik heb de
kleertjes voor je kinderen uitgezocht, ik heb met ze door de winkels
gelopen en bedacht wat hun allerliefste mama zou willen dat ze aan
zouden doen naar haar begrafenis. Ik heb iedereen verteld over onze
vriendschap, over wat jou de meest bijzondere persoon op aarde
maakte. Ik heb ze uitgelegd dat wij een band hadden die ook zonder
woorden werkte, hoe wij elkaar aan konden kijken en elkaar begrepen,
hoe wij onvoorwaardelijk van elkaar hielden. Ik heb jouw
prachtkinderen geprobeerd te troosten, zonder succes natuurlijk want
ik ben niet hun moeder en dat zal ik ook nooit worden, hoe graag ik
dat ook voor ze zou zijn. Maar wat moet ik nu? Je vertelde me in jouw
brief wel waarom je het hebt gedaan, hoe je niet meer verder kon, hoe
de pijn van alles wat je hebt meegemaakt niet te overtreffen viel
door alle prachtige dingen. Je vertelde me ook hoe erg je het vond om
iedereen achter te laten. Maar je hebt niets gezegd over hoe wij nu
verder moeten zonder jou. Heb je daar eigenlijk aan gedacht? Heb je
overwogen dat je misschien moest blijven leven om ons leven wat
aangenamer te maken? Om ons er doorheen te helpen? Waarschijnlijk
wel. Ik snap ook wel dat dit niet voldoende was om te blijven. Maar
hier zit ik nu dus, te typen tegen een geest, een schim van onze
vriendschap en ik vraag me alleen maar af hoe ik morgen op moet
staan.